dinsdag 9 december 2014

Trijn, de musical!

Ik vind dat het onderhand toch wel een beetje tijd wordt. De hoogste tijd eindelijk. Kijk, ik ben natuurlijk een leuke vrouw met een boeiend leven. Ik houd een blog bij, heb een prettig en trouw lezerspubliek. Daarnaast heb ik drie jaar in München gewoond vanwaar ik binnenkort met een schat aan ervaringen terugkeer naar Nederland. En verder... tja, gewoon, om wie ik ben en omdat ik nog ontbreek in de lange lijst. Er zijn mindere godinnen geweest die deze eer ten deel is gevallen. Ik bedoel maar. 

Waar ik het over heb? Nou, gewoon. Over een musical. Ik zit al een tijdje op een telefoontje van Joop of Albert te wachten maar op onverklaarbare wijze hebben ze nog steeds niet gebeld. 'Trijn, de musical'. Ik zie het al helemaal voor me. Ik zag onlangs op tv dat er zelfs een musical over Kinderen voor Kinderen komt. Er zijn musicals gemaakt over zingende dronkelappen, weeskinderen, gebeurtenissen uit de geschiedenis en tegenwoordig wordt bijna iedere film ook als musical uitgevoerd. En kinderboeken, kinderseries, speelgoed, bands, crises. Er is ook een musical over de HEMA. Alles wat ook maar een beetje verhaal in zich heeft, wordt als musical op de planken gebracht. Ik vind dat een tenenkrommend verschijnsel. Waar hem dat nou precies in zit, daar krijg ik mijn vinger niet zo goed op. Een musical is een soort toneelstuk met zang en dans. Zelf heb ik weinig met dans. Ik ben een beetje een houten Klasien en voel me er daardoor altijd wat ongemakkelijk bij. Maar dat kan de oorzaak niet zijn. Ik hoef immers zelf niet mee te doen en ik hou bijvoorbeeld wel van ballet. 

Misschien komt het door mijn laatste jaar op de lagere school. Het is vaak traditie dat je dan met je klas een musical uitvoert. Wij deden dat natuurlijk eveneens en nog steeds ken ik enkele liedjes uit mijn hoofd. Ik kon als kind goed toneelspelen. Iedereen verwachtte dan ook dat ik de hoofdrol zou krijgen. Ik herinner me nog de spanning die ik voelde bij het verdelen van de rollen. Het feit dat ik slechts een bijrol kreeg sloeg in als een bom en niet eens alleen bij mij. Ik begreep er niets van. Later hoorde ik van mijn moeder, juf op de school waarop ik zat, dat een aantal collega's bang was voor klachten van ouders, dat ik als kind van de juf werd voorgetrokken. Een van de grote desillusies uit mijn jeugd. Daar heb ik wel een klein musical-trauma aan overgehouden, al is dat natuurlijk geen werkelijke verklaring voor mijn weerzin. 

Zelf ben ik in mijn leven drie keer naar een professionele musical geweest. Ik weet dus best waarover ik spreek. Zo zag ik ooit My fair lady, omdat ik zo van Paul van Vliet hield. Evenals het Spaanse graan, heb ik die orkaan doorstaan. Later zag ik Aïda, omdat alle leerkrachten in Nederland daar vrijkaartjes voor kregen en we daar met ons team een uitje van hadden gemaakt. Hair zag ik ook, een Amerikaanse hippymusical waarbij de acteurs voor de show het publiek in de zaal kwamen opzwepen. Moet je echt bij mij zijn, afschuwelijk. Ik zat als versteend in m'n stoel. En na afloop, dat ik maar niet durfde vragen of die mensen nou werkelijk allemaal naakt op dat podium stonden of dat het was wat ik wilde zien. Daar lachen we nu nog wel eens om. Ondanks het feit dat alle musicals een mooi verhaal hadden en zeer professioneel werden uitgevoerd, kon het me uiteindelijk allemaal niet echt bekoren.  

Op zich ben ik toch een groot liefhebber van kunst en cultuur. Als ik de uitagenda in de krant zie, dan kriebelt het aan alle kanten. Exposities, concerten, cabaret, toneel, goede films. Altijd kom ik tijd en geld tekort om te zien wat ik allemaal zou willen zien. Maar met zo'n musical maak je me dus niet blij. Ik heb er gewoon niets mee. Als ik de reclames voor de musicals zie, begin ik me al te ergeren. Mijn afkeer zit dan ook diep. Maar mijn ergernis zit hem vooral in het volgende. De commerciële belangen druipen eraf. Het wordt allemaal zo uitgemolken. Daar hou ik sowieso niet van. Het verwordt tot een trucje, waarmee in korte tijd zoveel mogelijk geld verdiend moet worden. Minder is meer dat is in de wereld van het entertainment een onbekend verschijnsel. Dat heeft toch helemaal niets meer met ware kunst te maken? Voor mij zijn musicals een uiting van de wansmaak van de massa. En het is op de een of andere manier allemaal zo Amerikaans. Een enerverende eenheidsworst. Als ik zo'n acteur die Billy Elliot speelt bij De wereld draait door zie dansen vind ik dat echt razend knap, begrijp me goed. Ik heb heus respect voor het professionele aspect. Maar ik heb er niks mee. Ach, gelukkig is er nog zoiets als keuzevrijheid en hoef ik er niet naartoe.

Bij nader inzien denk ik dat het allemaal de schuld is van The sound of music. Ik heb een Sound of music-complex. Als kind mocht van mij de vlag uit, als tijdens oneindig trage zondagmiddagen eindelijk het 'Climb every mountain' bij ons in de huiskamer klonk en ik veilig weer naar beneden kon komen. In mijn leven, pakweg tussen mijn 7e en 30e, heb ik ongeveer twaalf pogingen gedaan, maar ik heb de film nooit kunnen uitkijken. Iedere keer als de gouvernante en de tig kinderen Von Trapp op die trap staan te zingen, haak ik vertwijfeld af. Inmiddels heb ik geaccepteerd dat ik de Sound of music nog nooit tot een goed eind heb weten te brengen. Begrijp me goed, ik ben geen zuur mens, maar ik kreeg daar als kind dus al jeuk van. Er zal ook zeker een echte theatermusical van zijn. Waarschijnlijk zo een die al zestig jaar loopt al heb ik geen idee natuurlijk.

En dat er zelfs van een serieus iets als het dagboek van Anne Frank een musical gemaakt moest worden, vond ik toch wel het toppunt. Ik kan me daar met terugwerkende kracht boos om maken. Nee, sla mij dan maar even over. Degene die dat bedacht heeft moet toch vooral eurotekens in z'n hoofd hebben. Ik kan de musicalagenda voor volgend jaar al enigszins voorspellen: Lingo de musical, Albert en Onno de musical, Zwarte Piet de musical, Facebook de musical, Rutte 2 de musical, Ebola de musical, MH17 de musical... Over goede smaak valt te twisten.

woensdag 3 december 2014

echt HEMA

Het gaat niet goed met de HEMA. In alle nieuwsberichten op de radio hoor ik vandaag verontrustende berichten. Wordt dit geen self-fullfilling prophecy, als er zo wordt rondgebazuind dat het niet goed gaat? Dan denken veel mensen dat er geen redden meer aan is en blijven ze alsnog weg. Resultaat: de HEMA failliet en verdwenen uit het Nederlandse straatbeeld. Wat zou dat vreselijk zijn. Ik begrijp er helemaal niets van. De eerste negatieve geluiden over Zwarte Piet mondden meteen uit in een nationale discussie want Zwarte Piet is toch hartstikke Hollands en mag niet verdwijnen. Op de social media werd meteen een pietitie gestart zodat je je ongenoegen kon uiten. Ik heb echter nog geen actiegroep 'red de HEMA' gezien. Daarom start ik die maar via mijn blog. Want dat kan toch helemaal niet? Waar halen we dan onze onderbroeken, tompoezen en rookworst? 

Zo lang ik leef, bestaat de HEMA al en ik zou niet zonder kunnen. Of vooral niet zonder willen. Als kind ben ik een keer verdwaald en dat was in de HEMA in Stadskanaal. Een gigantische winkel voor een klein meisje van zes. Ik werd omgeroepen en na vijf benauwde minuten sloot m'n moeder een huilende Trijn liefdevol in haar armen. Voor de schrik kreeg ik een kleurboek. Ik herinner me bovendien nog precies welke winterjas we die middag voor me gekocht hebben. Een rode, met rood-witte streepjes aan de voorkant. Toch heb ik nooit een trauma aan de HEMA overgehouden. De HEMA was er altijd, voor kinderpyjama's, speelgoed, later schoolspullen. Sinterklaas koopt ook al zo lang ik leef bij de HEMA en hij komt altijd met leuke bruikbare spullen. De HEMA gaat namelijk erg met de tijd mee en is nooit oubollig. 

Ik herinner me nog goed dat we een jaar of acht geleden hoorden dat er een HEMA zou openen bij ons in het dorp. Eindelijk voelden we ons als dorp volwaardig, want als je een HEMA hebt, dan tel je mee natuurlijk. Op de tennisclub spraken we met enkele dames af, dat we elkaar de ochtend van de opening om 10.00 uur zouden treffen in de koffiecorner voor koffie met gebak. Toen we de volgende ochtend de HEMA binnenstapten, bleek deze helemaal geen koffiecorner te hebben. Laat staan gebak! Onze desillusie was groot maar onze lach schalde door de hele winkel. Het bleek de kleinste HEMA van Nederland. Die werd echter zo'n succes dat de winkel al gauw uit z'n jasje groeide en elders in het dorp een groter pand tot z'n beschikking kreeg. Zonder koffiecorner, maar met gebak. 

Iedere keer als we in Nederland zijn, dan gaan we even langs. Voor nieuwe sokken, oorwattenstaafjes, kaarsen, theedoeken, koffiebonen, tumtummetjes. En natuurlijk de tig impulsprodukten die nog in het mandje verdwijnen. Ik dacht altijd dat de HEMA op ons alleen al kon overleven maar dat is dus helaas niet waar. En terwijl ik dit zit te tikken, is er in het nieuws alweer een nieuw bericht over de HEMA, want het schijnt dat Sinterklaas zijn inkopen dit jaar veelvuldig online heeft gedaan en dat veel van de geschenken niet op tijd geleverd zullen worden. Rommel de bommel, wat een gestommel. Ik noem het de HEMA-hetze. Er zit vast iemand bij het ANP die nog een appeltje met de HEMA te schillen had. Dat trek ik hier dan wel weer even recht. Welke Nederlandse winkel voelt vertrouwder dan de HEMA? Er zijn er maar weinig te noemen. 

Laten we er toch even goed bij stilstaan mensen. Als een typisch Hollandse winkelketen als de HEMA verdwijnt, komt deze nooit meer terug. Althans niet in z'n huidige vorm. Dat is toch eeuwig zonde? En het kan toch niet zo zijn, dat we dan naar het buitenland moeten, om sokken, Jip en Janneke-spulletjes of stroopwafels te kopen. In het buitenland schijnt de HEMA het namelijk wel heel goed te doen. Dat is toch de omgekeerde wereld?! We schatten dat wat we hebben niet genoeg op waarde. Veel mensen zijn zich te weinig bewust van de gevolgen voor de middenstand van het meer en meer kopen op internet. Je ziet dat grote ketens daardoor ook in moeilijkheden raken, ook al kun je daar eveneens online kopen. Laat de meest Nederlandse winkel daarom niet in de kou staan. En jezelf ook niet trouwens. Nog handschoenen nodig? Een muts en een sjaal? De HEMA heeft dat allemaal. 

Papieren zakdoekjes, drop, zeep, gordijnen, koffiebekers, inpakpapier, schriften, pennen, wekkers, beddengoed, fotolijstjes, bandplakspullen, pleisters, kindermaillots, regenlaarsjes, boeken, wijn, badjassen, glazen, sapcentrifuges, snijplanken, bestek en ga zo maar door. Er is weinig dat de HEMA niet heeft. Bijdetijds en toch zo lekker gewoon, net als wijzelf.  

Ik las ooit in de Libelle een interview met Joep van Deudekom (NUHR, de Quiz). Hem werd gevraagd op welk type vrouw hij viel en wat ze moest dragen. Hij antwoordde dat hij op pure vrouwen viel en dat hij die liever in wit HEMA-ondergoed zag dan in sexy lingerie. Wat een (h)eerlijk antwoord. Een man naar mijn hart. Ik wist meteen dat Joep deugde. Meer zulke mannen.  

Daarom dames, allemaal naar de HEMA. En alle heren ook natuurlijk. En als jullie er dan toch zijn, kijk dan even goed rond en neem er eventueel nog een tweede mandje bij. Het kost toch allemaal geen drol, want de HEMA is hartstikke betaalbaar, zonder overigens goedkoop te zijn. Belangrijk detail. En je mag jezelf best belonen met een lekkere tompouce voor bij de koffie. Die van de HEMA zijn immers het lekkerst. En dan mag je ook nog hemamaal zelf weten hoe je die eet. Heerlijk Hollands voor (h)eerlijke prijzen. Echt HEMA!

dinsdag 2 december 2014

Verslag van een slapeloze nacht

Na Pauw nog even het Journaal kijken en dan klaar maken om naar bed te gaan. Hier thuis is dat op doordeweekse dagen redelijk routine. Een routine waar ik gisteren weer eens mijn vraagtekens bij zette. Meestal word je er niet blij van en het is wellicht ook niet zo mindfull. Ik zag een vluchtelingenkamp in Syrië. Kinderen die er rondliepen op blote voeten, terwijl het al winter werd. Het werkelijke nieuwsfeit was dat de VN de voedselhulp opschort. Die voedselhulp was de enige vorm van hulp die deze mensen kregen. Veel landen hebben de toegezegde gelden niet overgemaakt, waardoor een enorm financieel tekort dreigt. De vluchtelingen worden daar vrijwel direct het slachtoffer van, terwijl ze al slachtoffer waren. 



Ze hadden beter het Sinterklaasjournaal kunnen herhalen, concludeerde ik bitter. Ik was geraakt door de beelden en nam ze mee naar bed. Een rusteloze nacht volgde. Het is natuurlijk niet nieuw. Als we ons permanent bewust zouden zijn van alle leed in de wereld zouden we nooit meer een oog dicht doen. En dan alle misstanden dichtbij. De storm met de ouderen in verzorgingstehuizen is weer even geluwd maar er is natuurlijk nog steeds niets veranderd aan de troosteloze situatie voor veel van deze mensen, die hun leven lang hard gewerkt hebben om een Nederland te maken dat momenteel in hoog tempo te gronde wordt gericht. De spagaat van van Rijn, die tijdens een gesprek bij Pauw over dit thema maar geen zoon durfde te zijn maar teveel politicus bleef, maakte dat onlangs pijnlijk duidelijk. Het gaat hier namelijk niet over een storm maar over een klimaatverandering. En we bevinden ons in die zin al jaren in een oneindige barre winter.

Inmiddels is het december en vaak zijn mensen dan wat ontvankelijker voor het lot van anderen en het leed in de wereld. Terwijl ze zelf kapitalen uitgeven aan dure cadeaus en een decadente dis. Wat kun je doen. Signaleren, de dingen zien zoals ze werkelijk zijn en proberen bewust te zijn. Trachten dat kiezeltje te zijn dat in het water een enorme rimpeling veroorzaakt, zoals moeder Theresa ooit zei. Ik weet het ook allemaal niet. Zelf besef ik dondersgoed dat ik deze blog zit te tikken op een dure laptop en dat ik ook meer praat dan ik doe. Hoe machteloos staan we tegenover zulke zaken? We kunnen als individu vaak zo weinig en onze schamele bijdragen aan enkele goede doelen zijn vaak maar een druppel op een gloeiende plaat. Dat weten we best. Toch moeten we onze koppen niet in het zand steken en blijven geven. Daar waar we kunnen, op eigen wijze. En dat hoeft niet perse in geld. Tuurlijk kan ik best relativeren. Soms. De ene keer een beetje beter dan andere keren. Als ik bijvoorbeeld in de krant lees dat je tegenwoordig in Zweden bij veel bedelaars ook kunt pinnen. Tja, dan kom ik niet meer bij. 


Ik heb steeds dat liedje in m'n hoofd, het heet 'What the world needs now'. Het is wat zoetsappig maar de boodschap klopt natuurlijk wel. Ik ga naar de keuken en maak een kop kruidenthee. Het is theetijd, maar dan twaalf uur later. Ik zoek het nummer op Spotify. Burt Bacharach. Suiker in de thee is niet nodig. Geconcentreerd luister ik naar de tekst. Nou ja, erg diepzinnig is ie niet. Het zit hem meer in de sfeer, in de boodschap. De thee begint te werken of misschien is het Burt... De ontspanning verdrijft geleidelijk mijn Weltschmerz. Ik moet glimlachen bij een herinnering die plots bij me terugkomt.

Afgelopen week zag ik stomtoevallig op tv tijdens Maestro twee oud-klasgenoten een groot geldbedrag winnen. Nou ben ik tegen kansspelen, dat is iets dat ik in de loop der jaren ontwikkeld heb zeg maar. Terwijl ik de man - met wie ik ooit tijdens een werkweek nog eens gezoend heb - hoor zeggen dat ze het geld gaan besteden aan eigen slaapkamers voor hun kinderen weet ik dat zij dit geld goed konden gebruiken. Ach, best mooi eigenlijk. Uiteindelijk blijft het natuurlijk gewoon een kans op geluk. Maar ja, wat is dat eigenlijk. Is geld geluk? 

Ik mijmer nog een tijdje voor me uit en word ineens overvallen door een enorme moeheid. Ik ga terug naar bed, hang m'n badjas over een stoel en nestel me tegen mijn sereen slapende echtgenoot. Dit is het ware geluk. Dit is rijkdom. Met een tevreden glimlach val ik in een droomloze slaap. 

maandag 24 november 2014

Ode aan de tsundoku

Ik sta in mijn werkkamer met drie lege verhuisdozen voor me. Die moeten gevuld met de inhoud uit mijn boekenkast. Dat zou in principe moeten passen. De voorraad boeken op mijn werkkamer is slechts beperkt. Ik laat mijn blik over de titels glijden. Met mijn vingers streel ik hun ruggen. Ik snuif hun geur op. In gedachten reis ik terug naar m'n pubertijd. De boeken die me daar als leidsman geruisloos doorheen hebben geholpen. En toch duurde het nog een tijd, dat de schellen me van de ogen vielen en ik besefte dat wat in deze boeken stond, over echte levens ging. Of misschien duurde het nog een tijdje dat ik besefte dat ik echt leefde. Maar ik zal niet teveel hineininterpretieren op deze doodgewone maandagmiddag. Er is bovendien werk aan de winkel. Traag vervolg ik mijn bezigheden. 

Glimlachend constateer ik dat mijn bibliotheek in te delen is in bepaalde fasen. De 'ik lees wat er thuis gelezen wordt-fase' met het halve oeuvre van Maarten 't Hart, Anton Koolhaas en Stijn Streuvels. Vervolgens de leeslijst-klassiekers van Harry Mulisch, Jan Wolkers, Hella Haasse en Joost Zwagerman. Daarnaast een aanzienlijke voorraad Franse leeslijstklassiekers. Ik leende dus niet alles van de bibliotheek. Had ik toen al last van bibliotheekboekensmetvrees? Ik weet het niet meer maar duidelijk is dat ik toen al veel zelf aangeschaft heb. 

Daarna herken je de voorzichtige ontdekking van mijn held Hermann Hesse en vervolgens de tijd dat ik Duits studeerde, en dus veel andere Duitse literatuur las. Als ik alleen maar boeken had hoeven lezen voor mijn studie dan had ik het waarschijnlijk wel gered op de universiteit. Daarna begonnen de jaren met mijn niet zo belezen vriendje, waarin ik zelf kennelijk ook mijn aandacht bij andere zaken had. Op een enkel voor een verjaardag gekregen boek van Grunberg of Nicci French na constateer ik een groot hiaat. Het vriendje bleef en ik kreeg kennelijk weer tijd en zin om te lezen. Je ziet dat we Scandinavië ontdekten, een aantal planken is gevuld met louter -sons en -dahls, alles van Henning Mankell en nog een aantal andere Scandinavische literaire thrillers. Ook beschik ik over een voorraad prachtige kinderboeken uit de tijd dat ik voor de klas stond en mijn leerlingen graag enthousiast maakte voor lezen. De boeken over het Zweeds-Griekse jongetje Tsatsiki waar ik met zoveel plezier uit voorlas dat ik vaak niet verder kon vanwege de lachbuien die ik zelf door de verhalen kreeg. Dit tot groot vermaak van mijn leerlingen toen. De voorraad studieboeken van al mijn niet afgemaakte studies laat ik maar even buiten beschouwing. 

Nee, dan de periode die met grote zekerheid zal blijven, een uitgelezen selectie aan literaire fictie. Uitgelezen, in figuurlijke en letterlijke zin. Alles heb ik gelezen. En ineens schiet het woord tsundoku me te binnen. Dat is een Japans woord voor een boek dat je gekocht hebt zonder het te hebben gelezen en dat onderdeel is van een stapel andere, eveneens ongelezen boeken. Ik heb net geconstateerd dat ik de afgelopen weken een behoorlijk gat geslagen heb in de mijne. De afgelopen weken had ik door onvoorziene omstandigheden extra tijd om te lezen. Mijn leesreces noem ik deze periode. Ik las het ene boek na het andere. Mijn voorraad tsundoku's verdween als sneeuw voor de zon. Er bleken juwelen tussen te zitten. Vervolgens heb ik tegen mijn principe in uit pure paniek een bestelling gedaan bij een opgezwollen internetboekhandel. Gewoon, omdat ik geen ongelezen boeken meer had... Slappeling die ik ben. 

Ik vraag me af hoeveel tsundoku's jullie thuis hebben, gebroederlijk en geduldig wachtend op jullie aandacht. Ik wil jullie het volgende meegeven: koester je tsundoku's. Kijk wat je nog allemaal hebt liggen en geef die boeken een eerlijke kans. Wie weet wat dat boek je zal brengen. Zeg nou zelf, ooit had je een goede reden om het te kopen of had iemand een welgemeende grond het jou te schenken. Ook dat boek dat je van iemand die je dierbaar is hebt meegekregen om te lezen en dat je vooral gewoon fijn vindt om in de buurt te hebben, omdat die persoon dan een beetje meer in de buurt is. Lees het. Ruik eraan, lach ernaar, koester het. Pik het desnoods stiekem in. Als de persoon het beslist terug wil, vraagt hij of zij er wel om. Boeken zijn er om gelezen en gedeeld te worden, om gekoesterd te worden. Verhalen zijn er om beleefd te worden, geleefd te worden. En boekwinkels zijn er om boeken te kopen. Lijfelijke boekwinkels. Met boekhandelaren met evenveel passie voor boeken als jij. Dat internetshoppen, daar krijg je maar gewetensbezwaren van.... Misschien is het wel helemaal niet zo gek om wat tsundoku's achter de hand te hebben. Bij nader inzien dan. 

vrijdag 31 oktober 2014

De (B)eierboer

Eens in de 2 weken komt hij bij ons aan de deur. De eierboer. De achterbank van z'n oude stationcar vol met eieren. De eitjes komen van de boerderij van zijn dochter. Uit de Landkreis Rosenheim. Niet uit München, zegt hij er altijd expliciet bij. Ik vraag me altijd af hoeveel eitjes hij moet verkopen voordat hij zijn reiskosten er weer uit heeft, want dat is zeker een uur rijden. Op de gekste tijden komt hij langs. Meestal als de dag zijn gordijnen net heeft gesloten. Gaat ineens de voordeurbel en zeggen we verschrikt: wie zou dat nu nog zijn? 

Altijd is het de eierboer. "Grüss Gott"! Zijn brede grijns doet mijn ergernis over het storen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Iedere keer koop ik 12 bio eitjes bij hem. Voor een appel en een ei. En een praatje. We praten altijd minstens een kwartier met elkaar. Dat kan voor hem niet uit. Maar waarschijnlijk leeft de eierboer ook van verhalen. Dat vind ik mooi. Gelukkig koopt de buurvrouw iedere keer 50 eieren. De stroopwafels die ik hem de vorige keer had meegegeven waren heerlijk, zegt 'ie.  Af en toe doet hij een voorzichtige poging zijn omzet wat te verhogen. Suggereert ie dat ik meer zou moeten bakken: taarten, omeletten, soufflés. Verder nergens om. Gewoon, omdat ik het kan hebben. Ik moet daar altijd erg om lachen, de charmeur. Het liefst zou ik iedere keer honderd eieren bij hem kopen. Ik heb een zwak voor deze man. Zijn ijver, z'n hartelijkheid, zijn eenvoud. Terwijl we gesprekken voeren over het leed in de wereld en over bewust leven, valt mijn oog op de Mc Donalds beker op z'n dashboard. Ik glimlach. 


De keren dat we niet thuis zijn, zet de eierboer de eitjes bij de voordeur. In de zomer zijn we elkaar een paar keer misgelopen. Ik herinner hem eraan dat hij nog geld van me tegoed heeft. Hij zegt dat 'ie geroerd is door mijn eerlijkheid. Hij is z'n grote boek namelijk kwijtgeraakt en heeft geen idee meer wie er nog bij hem in het krijt stonden. Erg onhandig want de bestellingen voor het wildseizoen stonden er ook in. De eierboer is namelijk ook jager. 

Ik betaal het geld voor de eitjes, ook die van de vorige keren. In onvervalst Bayerisch krijg ik te horen dat niet alle mensen zo eerlijk zijn. Nederlanders zijn vriendelijk. Weer glimlach ik. De Beierse eierboer is dat ook. In een moment van grote genegenheid bestel ik een reehaas bij hem. Stralend legt hij me uit hoe ik het wild het beste kan bereiden. Met Semmelknödel natuurlijk, en bessensaus. Die bessen regelt hij ook wel voor me. Hij belooft me ervoor te zorgen dat we het allermooiste vlees krijgen dat hij geschoten heeft. Hij glundert en tikt bij het weggaan beleefd tegen z'n hoed. Terwijl ik voldaan de voordeur sluit, bedenk ik dat we vegetariërs zijn... 

maandag 27 oktober 2014

Duet met de doden

Dit weekend was het weer eens zover. Ondanks mijn pogingen me verre van dit soort zaken te houden, trapte ik er weer eens in. Ik keek naar De wereld draait door omdat ik Cecilia Bartoli zo graag wilde horen zingen. En het was weer als vroeger. Dat je als je je toetje graag wilde, je je eerst door dat bord met spruitjes moest worstelen. Bo Saris. In duet. Met Amy Winehouse. Wellicht denkt u 'Bo Saris'? Dat begrijp ik.  Een ijdele oud-Idols-deelnemer met een fluwelen stem die toch maar niet echt wil doorbreken. Toch is het veel waarschijnlijker is het dat u zult denken 'Amy Winehouse'? Ja, Amy Winehouse. Die is dood ja. Maar in 2014 is de techniek zover gevorderd of de grens van de goede smaak dusdanig overschreden, dat dit kan. Zomaar. Een postuum duet. Met een dode artiest dus. 

Die Bo Saris is niet eens de eerste. Hij verkeert in groot gezelschap. Van goed zou ik niet willen spreken. Zo zong Willeke Alberti met haar overleden vader, Carole Cole 'Unforgetable' met wijlen haar vader Nat King Cole, de Hazes kids met Andre, Elvis met ik weet niet wie allemaal en ik zou nog even door kunnen gaan. Bo Saris mocht nu dus, met Amy. No wining over spilled coffee. Of spilled wine, voor mijn part. Genoeg spilled wine in Amy's geval. Dat verhaal is op zich triest genoeg. Die mensen zijn inmiddels overleden. Moet je daar nou echt een duet mee aangaan? Ik vind het een walgelijke vorm van zelfbevlekking, een soort morbide karaoke en ik begrijp er niets van dat mensen zich hiervoor lenen. Laat staan dat mensen hiernaar willen kijken. Ik bedoel, je kunt die overleden artiesten niet meer om toestemming vragen. Dan houdt het toch op. Maar kennelijk niet. En dat nu dus ook bij een tv-programma bij de publieke omroep dat doorgaans staat voor een redelijke smaak maar af en toe afglijdt naar een bedenkelijk niveau. Bah! 

We moeten de grenzen van het onmogelijke niet steeds willen opzoeken. Laten we in godsnaam normaal doen. Omdat het kan wil nog niet zeggen dat het ook allemaal maar moet. Tuurlijk had ik op een mooie herfstdag ook wel eens een wandeling willen maken met Hermann Hesse of eens willen zoenen met Marcello Mastroianni maar ik plant m'n lippen toch ook niet tegen een beeldscherm. En veel liever nog zou ik graag nog eens een gesprek voeren met m'n overleden dierbaren, net zoals we allemaal wel personen hebben met wie we dat graag zouden willen. Dat kan echter niet meer en het hoeft niet. De dood heeft toch juist ook wel weer iets romantisch? Dat ongrijpbare, dat waar we als mensen nou net geen controle over hebben maar dat ons verbindt. De sfeer van het nostalgisch mijmeren en herinneringen ophalen. Niet het blijf bij mij maar blijf me bij. En dan terugkeren naar het nu en je zegeningen tellen. Waarbij het bij kunstenaars weer een voordeel is dat je een cd kunt opzetten of dat boek nog eens op kunt slaan. Zij leven voort in wat ze creëerden. Maar voor iedereen geldt dat de herinnering leeft. Mooi toch? En genoeg, wat mij betreft. 

donderdag 16 oktober 2014

Levenskunst voor dummies

Van nature ben ik een behoorlijke controlfreak maar er gaat wel eens iets mis. Zo zou ik gistermiddag de stad in om nieuwe schoenen te kopen. Ik had haast want vanaf een bepaald tijdstip zouden de machinisten staken en zou ik verstoken zijn van openbaar vervoer. Met mijn man had ik afgesproken dat ik hem aan het eind van de middag zou bellen, zodat hij me na z'n werk ergens in de stad op kon pikken. Terwijl ik mijn tas pakte, kreeg ik een bericht van de buurvrouw dat haar vader onverwacht in het ziekenhuis was opgenomen. Geschrokken tikte ik een antwoord, nam een laatste slok van m'n thee en ververste tegelijkertijd het water voor de hond. 

Op de klok zag ik dat ik al laat was. Ik bedacht dat ik m'n boek niet moest vergeten, griste het nog gauw van tafel en trok de voordeur achter me dicht. Ik stond buiten en mijn telefoon lag nog binnen op het aanrecht stelde ik meteen vast. Terwijl ik hem nog snel wilde halen, merkte ik dat de huissleutels eveneens binnen lagen. Typisch. Gelukkig hebben we een reservesleutel bij de buren dus vol vertrouwen belde ik bij hen aan. Niemand thuis. Fijn. Ik controleerde de inhoud van m'n tas nog eens en zag daarin alleen het boek en m'n broodtrommel van de dag ervoor. Eh tja.... 


Wat moest ik doen? Terug in huis ging dus niet. Naar de stad wel, zonder geld minder leuk maar ik had tenminste een strippenkaart in m'n jaszak. Hoofdzaak was nu eerst de S-Bahn te halen, anders zou ik helemaal nergens meer komen. Terwijl ik deze ternauwernood haalde, leunde ik voor het eerst quasi ontspannen achterover. Ik haalde een paar keer diep adem. Hoe zou ik weer thuis komen? Ik moest mijn man zien te bereiken zonder iPhone. Zijn nummer wist ik niet eens, voor dat soort zaken gebruik ik liever het geheugen van mijn mobiel dan dat van mezelf. Ik nam me voor dat voortaan anders te gaan doen. Dit zou een lange middag worden. 

Gelukkig was er een appel voor de dorst zo bleek. Daarom ging ik als eerste naar de Apple Store. Daar heb ik mijn man gemaild en uitgelegd hoe stom ik was geweest. Dat was in ieder geval geregeld, ik zou weer thuis komen en hij zou niet ongerust worden door mijn virtuele zwijgen. Voor mij lag een lange vrije middag. Het rare is dat je normaalgesproken uitstekend een vrije middag in de stad of het park kunt doorbrengen maar ik zat in zo'n foute gemoedstoestand, dat ik de rust daar helemaal niet voor had. Door de omstandigheden noodgedwongen onthaasten werkt kennelijk niet. En ik kwam weer eens tot de conclusie dat ik zonder iPhone niet alleen vreselijk onthand ben, maar ook behoorlijk rusteloos, al is dat eigenlijk paradoxaal natuurlijk. Ik had het gevoel dat alles tegen zat en mijn vrije dag me niet gegund was. Ik dacht terug aan de dag ervoor, de collega die tegen me zei dat hij me nog nooit 'schlechtgelaunt' gezien had. Hij zou me nu eens moeten zien. Ik zat vast in het negatieve, fatalistische en totaal onredelijke 'dat overkomt mij weer'. De levenskunstenaar in me was even helemaal zoek. Mindfulness m'n reet. Verveeld bezocht ik wat schoenwinkels maar ik raakte al gauw gefrustreerd omdat ik niets kon kopen. 

Ik besloot naar een boekwinkel te gaan. Van het kleingeld in m'n jaszak kocht ik een cappuccino en nam plaats aan de leestafel. Gelukkig had ik m'n boek en bovendien, aan boeken, kranten en tijdschriften geen gebrek. Er kwam een vrouw naast me zitten. Ze vroeg of ze haar tassen op de vrije stoel tussen ons in mocht zetten. Met een genereus gebaar bood ik haar de stoel aan en las verder. Terwijl ik een slok van m'n cappuccino nam, viel mijn oog op de stapel boeken voor mijn buurvrouw. 'Niederländisch für Dummies' en nog een aantal cursusboeken Nederlands. Ik vroeg haar geamuseerd of ze Nederlands wilde leren en voegde eraan toe dat ik Nederlandse was. We raakten aan de praat. Ze wilde bij wijze van verrassing Nederlands leren voor haar Nederlandse vriend en daarom had ze zichzelf opgelegd iedere vrije middag hier te gaan studeren. De Nederlandse taal viel echter helemaal nog niet zo mee, had ze geconcludeerd.

Af en toe vroeg de Duitse me een beetje gegeneerd om verheldering van de leerstof. Ik bood aan om haar te helpen met alle onbegrepen zaken en zo kwam het dat we die middag met z'n tweeën in de boeken hebben gezeten, terwijl de vriendelijke dame me ondertussen ijverig voorzag van water, thee en cappuccino. Het voelde weer een beetje als de tijd waarin ik een onderwijspraktijk had en m'n leerlingen hielp. Deze leerling was wat ouder maar het klikte en we moesten samen herhaaldelijk lachen om het leuke en spontane van de situatie. De tijd vloog om en ik had het naar m'n zin. Aan het eind van de middag wenste ik haar veel plezier in Utrecht, waar ze komend weekend naartoe zou gaan en zij wenste me succes met de Umzug. Geen nieuwe schoenen en ook geen S-Bahn die me naar huis kon brengen. Wel werd ik zoals afgesproken opgepikt door mijn man die me vroeg waarom ik zo straalde. "Omdat ik een heel leuke middag gehad heb", antwoordde ik en begon te vertellen.




zaterdag 11 oktober 2014

De zin en de gedachten

Onlangs las ik een boek, zo'n boek dat op een gegeven moment door bijna je hele omgeving gelezen wordt, althans, dat gevoel heb je omdat je het overal tegenkomt. In dit geval vooral een staaltje slimme marketing van de uitgever denk ik. Het was een beklemmend verhaal, waardoor ik het boek bijna opgelucht weglegde nadat ik het gelezen had. Er was echter één zin die me raakte. Een zin waar ik treurig van werd en die de rest van de dag en de dagen daarna in mijn hoofd bleef rondzingen. 

Om de context kort te schetsen: een van de hoofdpersonen uit het boek stond op iemand te wachten en om te tijd wat te doden deed hij dat in een boekwinkel. Volgens mij de ultieme plek om de tijd te doden en jezelf tot leven te wekken maar dat terzijde. De man, hardwerkend en gefortuneerd, begon wat te bladeren in een een kunstboek, legde het vervolgens vlug weg, terwijl hij geschrokken dacht 'Ik heb geen tijd om me te laten raken'. 

Die zin. Een zin die je als lezer meteen bij de les brengt. Mij in ieder geval. Want wat dacht deze persoon daar precies? Ik schrok ervan. Hoe gefortuneerd was deze man eigenlijk? Wat een armoe, dacht ik onthutst. Zo triest, zo leeg. Wat heeft het leven voor zin, als je niet geraakt kunt worden door bepaalde zaken of mensen. Erger nog, dat je jezelf dat niet toestaat. Ik kon niet meteen verder lezen, was er gewoon een beetje ontdaan door. 

Ik bedacht waardoor ik geraakt kan worden. Door een heleboel zaken eigenlijk. Door mooie muziek, een boek, een gedicht, die ene perfecte zin, een kunstwerk, een bepaalde combinatie van kleuren, door de natuur, door mensen, dingen die mensen tegen me zeggen of door een zekere kwetsbaarheid in mensen. Het kan zoveel zijn. Sinds ik tien ben hou ik het bijvoorbeeld niet droog bij het Duitse volkslied, vraag me niet waarom maar die melodie raakt me telkens weer. Afgelopen week werd bij Radio 4 de Hart en Ziel Lijst uitgezonden. Met de Mattheus Passion op 1, als de Bohemian Rapsody van deze klassieke lijst. Het schijnt dat veel mensen, onder wie ikzelf, geraakt worden door het 'Erbarme dich". 

Waarom dat is? Ik weet dat niet zo goed. Wat dat is? Het overweldigd raken door een sublieme ervaring, vaak een esthetische ervaring, die zich meestal uit door een fysieke reactie daarop. Er bestaat geen scenario voor. Het is alsof er een slot openspringt en er is geen weg terug. Een orgasme van emoties. Je krijgt een brok in je keel, kippenvel, je voelt tranen opwellen... Ergens diep in je ziel wordt iets aangeboord dat normaal als je druk bent met jezelf en het woeden der gehele wereld niet wordt aangesproken denk ik. Iets groots dat je op dat moment even in het hier en nu dwingt, je doet verstillen, je tot rust laat komen en je doet beseffen dat de rest er eigenlijk helemaal niet toe doet. Een moment van intens geluk, van diepe ontroering. Een totaalgevoel van zin en betekenis binnen de waan van alledag. Bach was er sowieso een meester in hieraan te appelleren.

Het is nog best lastig om dit gevoel goed te beschrijven. Aan de andere kant maakt het ook niet uit hoe je het in woorden vat, wat telt is dat je in staat bent je te laten raken door iets, dat je jezelf dat gunt en ervoor open staat. Dat je leeft en niet geleefd wordt. In een soort panische angst te vergeten verzamel ik zulke ervaringen en houd ze bij in een klein schriftje, het schrift der schoonheid. Het is een van de grootste schatten die ik bezit. 

Voor mij zijn zulke ervaringen de kern, de essentie van het leven. Dat waar het werkelijk om gaat. De rilling over de rug en de tranen in de ogen. Ik vind dat mooi. Daarom zal ik er altijd naar streven hier ontvankelijk voor te zijn en niet zo hard door het leven te rennen, dat ik aan alle schoonheid die er is, ook de schoonheid in momenten, voorbij hol, zoals de man in dat boek deed. Rainer Maria Rilke beschrijft dit mooi in zijn gedicht 'Da neigt sich die Stunde und rührt mich an" 

Da neigt sich die Stunde und rührt mich an
mit klarem, metallenem Schlag:
mir zittern die Sinne. Ich fühle: ich kann -
und ich fasse den plastischen Tag.

[ ]

Nichts ist mir zu klein und ich lieb es trotzdem
und mal es auf Goldgrund und gross,
und halte es hoch, und ich weiss nicht wem
löst es die Seele los ...

Dit gedicht staat voor in mijn schrift. Raak, wat mij betreft. 

donderdag 9 oktober 2014

Meneer Modiano

Het was 1994, ergens in de lente. Ik, een wat late VWO 6 leerling zat in het Franse lokaal aan een tafeltje tegenover mijn leraar, meneer B. Meneer B. was een goed verzorgde, tikje pedante man. Klein rond brilletje, altijd strak in het pak en hij had een wat raar gevoel voor humor. Een beetje een dandy. Maar ik mocht hem wel. Mijn moeder was iets minder over hem te spreken sinds hij tijdens een excursie mijn vriendin en mij in Parijs uit het oog was verloren na een theaterbezoek. Liepen we als blonde bakvissen ineens door een nachtelijk Parijs met als voornaamste zorg de bezorgdheid van onze leraar en hoe we in godsnaam ons hotel, waarvan we de naam niet bepaald paraat hadden, terug zouden vinden. Toen we na enkele omzwervingen en hulp van een vriendelijke taxichauffeur en de gendarmerie eindelijk weer in ons hotel waren, bleek iedereen, inclusief meneer B., al in diepe rust. 

Meneer B. dus... in dat Franse lokaal, op die lenteochtend in mijn eindexamenjaar. Ik had het mondelinge tentamen over mijn literatuurlijst. 15 boeken had ik moeten lezen, naast de 15 boeken voor Engels, 15 boeken voor Duits en 25 boeken voor Nederlands. Dat waren samen 70 boeken. Nu zou ik daar mijn hand niet meer voor omdraaien maar toen moest ik het tussendoor doen, naast al het huiswerk voor andere vakken en mijn zaterdagbaantje als postbode. Op zich las ik graag, maar ik had er gewoon nauwelijks de tijd voor. Alles had ik gelezen, op een Frans boek na, maar het risico dat meneer B. daarnaar zou vragen achtte ik minimaal. We spraken over La Peste van Camus en Les jeux sont faits van Sartre, nog altijd een van de mooiste boeken die ik ooit heb gelezen trouwens. Het liep allemaal zoals ik hoopte. Ik hield van de Franse taal, heb zelfs nog even overwogen om lerares Frans te worden maar uiteindelijk had ik op de een of andere manier een grotere liefde voor het Duits. 

Meneer B. leek tevreden en tuurde op mijn leeslijst om een volgend boek uit te kiezen. "Patrick Modiano"... Het werd stil..... Ik weet niet eens meer of het nou Rue des boutiques obscures was of Memory Lane. Het was het enige van alle 70 boeken in verschillende talen, van de 15 boeken die ik voor Frans had moeten lezen, dat ik niet had gelezen...Ik slikte..... Waarom pikte hij nou juist dit boek eruit? Er stonden juwelen op mijn leeslijst, waar ik urenlang over had kunnen oreren maar hij koos voor dit boek. Gegokt en verloren. Dat goede cijfer kon ik nu wel schudden natuurlijk. Ik baalde. 

Wat kon ik zeggen? Tom Poes, verzin een list... Een soort flight-or-fight response maakte zich van mij meester. Ik ging verzitten. "Tja", zei ik aarzelend... "dit boek vond ik wat minder"... Meneer B. vroeg me waarom en keek me verwachtingsvol aan. Ik antwoordde dat het genre me minder beviel. Hij vroeg naar het genre en de reden waarom ik dit boek dan toch op mijn literatuurlijst had gezet. In ons lokaal hingen voorin de klas aan de wand ingelijste zwart-wit foto's van Franse schrijvers. Modiano was een van hen. Urenlang had hij me aangekeken tijdens de vele lessen Frans. "...Omdat ik het zo'n mooie man vind", bracht ik voorzichtig uit. 

Meneer B. leek op te veren, er verscheen een grote lach op zijn gezicht. "Vind jij dat ook"? vroeg hij blij verrast. De rest van mijn mondeling hebben we gesproken over mooie mensen in de Franse literatuur. Ik kreeg uiteindelijk een 9. En Patrick Modiano, van wie ik inmiddels nog steeds geen boek heb gelezen, heeft vandaag de Nobelprijs voor de Literatuur gewonnen. Hij loopt tegen de 70, is inmiddels niet meer de mooie man die hij ooit was maar schrijven kan 'ie, naar het schijnt. Hoogste tijd om dat eens persoonlijk te gaan onderzoeken. Daarom heb ik meteen een aantal boeken van hem besteld. Het boek dat ik nooit gelezen heb staat in de boekenkast in ons huis in Nederland. Mijn Frans is inmiddels waarschijnlijk niet meer zo goed dat ik het in het Frans kan lezen maar dat boek bezorgt me altijd nog een brede grijns. En een prachtige trip door Memory Lane..... 

Van harte geluk gewenst, meneer Modiano! 

maandag 6 oktober 2014

La vita e pelle

Het leven is wat er gebeurt terwijl je andere plannen maakt. Dit citaat van John Lennon kent iedereen. Wij werden er deze week weer eens heel concreet aan herinnerd. Niets rampzaligs maar ons leven werd door het plotselinge bericht dat we over drie maanden weer in Nederland wonen toch een beetje door de war geschopt. Het bericht kwam volslagen onverwacht en voor ons gevoel een aantal jaren te vroeg. Dit weekend waren we in Verona. Het uitje stond al geboekt maar kwam nu bijzonder gelegen. Even 'abschalten' om alles vervolgens vanuit een ander perspectief te kunnen bekijken. Wij doen ons hele leven weinig volgens de gebruikelijke weg, welke dat ook mag zijn, en we zijn huiverig voor saaiheid en sleur. Daarom trekken we er regelmatig op uit en we maken zoveel mogelijk gebruik van de mogelijkheid om een weekend naar Italië te gaan, nu het bijna naast de deur ligt. 

Terwijl we 's ochtends zitten te ontbijten in de pronkkamer van de Bed and Breakfast waar we verblijven, middenin de oude stad op een steenworp van de Arena, worden we zorgvuldig geinstrueerd door onze gastheer, een hele leuke, wat oudere filosofische en in zijn begeestering ietwat doorgeschoten kunstverzamelaar. Voordat de boeking van de kamer in zijn Bed and Breakfast definitief werd, had hij via emails al meerdere keren bezorgd gevraagd naar het ras van onze hond, aangezien ze in een huis vol fresco's, kunstwerken en kwetsbare stoffering woonden. Nadat ik hem wel tien keer verzekerd had dat wij ons uitermate bewust waren van de bijzondere waarde van het huis en de kamer, onze hond een lief en uitzonderlijk goed opgevoed beest was en ik had toegezegd een extra bedrag te betalen voor het logies van onze viervoeter, kregen we groen licht. Bij aankomst gaf de gastheer ons een oud buitentafelkleed met van die roezeltjes als ligbed voor 'the hound' zoals hij Pelle de eerste dag stelselmatig noemde. Er zou immers iets kunnen gebeuren met de eeuwenoude vloer. Terwijl we Pelle omzichtig te eten en drinken gaven op het piepkleine balkon van hun casa - wee dat er watervlekken op de kostbare marmervloeren zouden komen - werden we nauwlettend geobserveerd door de eigenaresse, Adele. Adele sprak geen Engels. 

Toen Cicero, zoals we onze gastheer schertsend noemden, ons eerder die ochtend tijdens het ontbijt in een mengelmoes van Duits, Engels en Italiaans vertelde over de bijzondere plekken die niet zozeer de naam hebben maar het meest de moeite van het aanschouwen waard waren, ontdekte hij dat ik Frans sprak. Triomfantelijk zei hij dat zijn vrouw, een ietwat gereserveerde kunsthistorica, eveneens Frans sprak. Ineens leek de zon te gaan schijnen en fleurde Adele volledig op. Ze sleepte allerlei boeken die we volgens haar moesten zien uit kasten aan en ze schonk nog wat verse granaatappelsap bij, gegeneerd vertellend dat kunst weliswaar een groot goed is maar dat het ook een ernstige verslaving kan worden en dat ze daarom in dit tot een museum verworden huis woonden, nog steeds smaakvol maar wel een beetje vol misschien. Geen plaats voor een 'hound', dat was duidelijk. Maar, na het ontbijt kreeg Pelle, die een neus heeft voor situaties en zich werkelijk voorbeeldig gedroeg, zowaar een aai. 

Er volgde dus een uitgebreid kerkepad door de stad, waarin we om de beurt de kerken in mochten terwijl de ander in de zon wachtte met de hond. We zagen de mooiste fresco's, Mariabeelden, houtsnedes en zelfs een kerk onder een kerk, we brandden kaarsjes, kwamen bij op terrasjes en beloonden Pelle uiteindelijk voor z'n geduld door hem te laten zwemmen in de Adige, de rivier die door Verona stroomt. 

Omdat we het type 'off the beaten path' reizigers zijn, zochten we 's avonds ijverig naar een trattoria, ver van het naar onze smaak veel te toeristische centrum. Aan de rand van de binnenstad vonden we een klein, onopvallend tentje, Dogana Vecia geheten. Bij binnenkomst bleek het een soort huiskamer met een bar, vier tafels waarvan de grootste werd bezet door een man en zes vrouwen, allemaal Yvonne Kroonenberg types, qua uiterlijk dan. Ze waren ongetwijfeld familie van elkaar, al die krullenbossen aan een tafel. Ik bedacht vertwijfeld dat het vertrek er, toen het nog een douanepost was, - dogana betekent douane - waarschijnlijk gezelliger uit heeft gezien. De mensen die er zaten te eten, uitsluitend Italianen, veerden allemaal enthousiast op bij het zien van onze 'hound'. Er was geen weg terug. We waren welkom. Dit leek wel aardig op het authentieke waarnaar we zochten en dan nog twee beetjes meer. De eigenaresse sprak geen woord Engels en er was geen menu. We konden kiezen uit twee primi's en twee secondi's. Ik besloot voor de tagliolini in brodi te gaan. Dat klonk vaag bekend, dacht ik. 

Een mens kan zich vergissen. Toen het eten gebracht werd, werd pijnlijk duidelijk dat we nu toch eindelijk eens echt Italiaans moeten gaan leren. 's Middags had ik nota bene nog een foto op m'n Facebook geplaatst met de tekst '(eet geen) Dierendag'. Dit is voor mij als vegetariër iedere dag natuurlijk het geval maar vandaag, op 4 oktober, dierendag, zou ik me door onvoorziene omstandigheden niet aan m'n eigen principe kunnen houden, besefte ik. Franciscus van Assisi zou zich omdraaien in zijn tombe. Ons werd zo ongeveer alles geserveerd waar ik als ik zelf kook uit de Zilveren Lepel - de bijbel voor de Italiaanse keuken - met een grote boog omheen blader. Mijn tagliolini bleek een soort vermicelli met bouillon en stukjes lever erin. Ik hou niet van gezanik en gezever maar lever, oef. Dat is toch wel een pijnpuntje. Mijn man kreeg als hoofdgerecht een soort mixed grill van orgaanvlees en ik polenta met de allervetste delen die er aan een kip zitten, waarbij de polenta in een weerzinwekkend vette jus dreef. Enigszins opgelaten schoten we in een onbedaarlijke lach en bestelden vlug een tweede karaf rode wijn. Dit ging een lange avond worden want hoe zouden we dit oplossen? Goed opgevoed en gewend om keurig onze borden leeg te eten maar er is wel een grens aan onze goede smaak, zo bleek. 

De oplossing lag nietsvermoedend naast ons tafeltje op de vloer te slapen. Maar, uiterste voorzichtigheid was geboden want we wilden de dame die ons bediende uiteraard niet voor het hoofd stoten. Iedere keer als ze de keuken in verdween met vuile glazen of een arm vol borden dan lieten we iets van onze vorken op de vloer vallen. Laten we stellen dat Pelle een bijzonder goede avond had. Bij de dolci aanbeland voelde ik me opgeluchter dan een marathonloper die de meet bereikt heeft. Toen de mama uit de keuken kwam om te vragen of het gesmaakt had, voelde ik me breed lachend en heftig knikkend een ware Judas. 

De groep aan de grote tafel was inmiddels ook uitgegeten en een aantal van hen richtte  zich enthousiast tot Pelle, die zich inmiddels bewoog of het zijn eigen huiskamer was. De glazen werden nog eens gevuld terwijl de koffiemachine zuchtend en steunend de ene na de andere espresso klaar stoomde. Iedereen had zich inmiddels om ons tafeltje verzameld. De oudste van de dames stelde zich aan ons voor als Isabella, en we raakten in een geanimeerd gesprek. Mijn man keek me triomfantelijk aan. We hadden op dat moment het gevoel dat we nog nooit zo'n leuk mens hadden ontmoet en Isabella keek ons verrukt aan en zei dat ze nog nooit zulke leuke mensen had ontmoet. Ze zei dat ze van Nederland hield en in een volgend leven zo graag in Bergen, een idyllisch plaatsje vol zee en cultuur, zou willen wonen. Wij zeiden dat we daar ook wel wilden wonen en we spraken af dat we in een volgend leven buren zouden worden. We lachten en praatten, praatten en lachten. Verrukt keek ze ons aan en gaf me pardoes drie dikke zoenen op m'n wang, om vervolgens hetzelfde bij mijn man te doen. 

Soms heb je van die momenten die zo fijn en bijzonder zijn dat je even niet weet wat je allemaal overkomt. Geluk. We gingen die avond als oude vrienden uit elkaar. Veel hadden we niet gegeten. Maar we verlieten de Dogana Vecia met een warm gevoel van verbinding, van vriendschap, met een brede glimlach en een voldaan gevoel. De volgende ochtend in onze Bed and Breakfast bleek Pelle gepromoveerd van 'hound' tot Pelle, en mocht hij door het hele museum wandelen, waarbij hij in het voorbijgaan telkens een aai kreeg. Terwijl Cicero op zondagochtend op dat krappe balkon natte witte lakens stond op te hangen, week Pelle niet van zijn zijde. Bij het afscheid later kreeg 'ie zelfs een knuffel. Such a good dog... 

La vita è bella en dat is echt waar maar je moet het wel zien en zo nu en dan zelf de slingers ophangen. Maak goede keuzes en wijk regelmatig eens af van gebaande paden. Wie weet wat je allemaal ontdekt! En als je het leven open en vol verwondering tegemoet treedt, hoef je je nooit zorgen te maken, waar je ook bent. 


woensdag 17 september 2014

Food of fout?

Vandaag werd ik uitgescholden. Niet voor hoer, homo, jood of Marokkaan. Dat vond ik wel weer een beetje jammer. Dit zijn namelijk de vier populairste scheldwoorden onder kinderen op scholen. Voor het meest gebezigde scheldwoord, Marokkaan, vond de jeugd haar inspiratie bij een van onze politici, zo bleek. 

Ja, dat kan allemaal in 2014. Ik vond het vroeger op school al heel wat als ik iemand uitmaakte voor poepchinees. Geen idee hoe dat aankwam bij de ontvanger. Ongetwijfeld niet goed. Zelf werd ik nooit uitgescholden. Als kind dan. Vanochtend had ik de primeur. Ik las een blog van iemand en daarin werd ik uitgemaakt voor quinoakut. Die bloggers van tegenwoordig. Dat doet maar! De betreffende blog was geplaatst onder de vlag van de VPRO dus ik was geneigd hem enigszins serieus te nemen. De beschimping trof me als een dolkstoot en ik verslikte me bijna in mijn komkommerwater. In het stuk hield de schrijver, Tim den Besten, een tirade tegen gezondheidfreaks. Quinoakutten zijn volgens hem 'mensen die bij voorkeur in het openbaar luidruchtig over superfoods praten. Het zijn dezelfde mensen die foto's van hun komkommerwater online delen met de wereld, het liefst voorzien van de hashtag #healthy'. Ik besefte dat ik zojuist een foto van mijn geitenyoghurtmoment had gedeeld op Facebook, als knipoog naar Paulien Cornelisse maar toch. Vanavond eten we quinoa met gegrilde mediterrane groenten en fetakaas. Alles biologisch ook nog. Laat het Tim maar niet horen!


Maar even in alle ernst. Tim is voor vrijheid van etensuiting en dat ben ik ook. Ik veroordeel niemand om wat hij of zij eet, maar ik frons wel regelmatig als ik om me heen kijk. Zelf kies ik graag voor de gezonde weg maar ik word ook heel gelukkig van stroopwafels en gevulde koeken. Het is dat er in München geen snackbars zijn maar toen we nog in Nederland woonden, aten we in het weekend regelmatig patat. Toen ze laatst in Amsterdam op een terras waar we een wijntje zaten te drinken stokvisbitterballen bleken te hebben, voelde ik me de koning te rijk. Bitterballen voor visetende vegetariërs: wat een vondst. Maar goed, ik heb daar geen uiteraard geen foto van gepost. Het zou mijn Facebook-vrienden maar jaloers maken. Nee, ik ben niet roomser dan de paus maar ik merk wel aan mijn lichaam dat ik me het beste voel bij een enigszins verantwoorde voedingsstijl. Als ik een paar dagen wat ongezonder eet, dan heb ik daar gewoon last van en dat hoeft niet. Ik maak gezonde keuzes door te luisteren naar mijn lichaam. 

Vorig jaar zag ik een keer een fotoreportage waarbij de fotograaf in 30 verschillende landen gezinnen had gefotografeerd, staand in of voor hun huis temidden van het eten dat ze in een week tijd consumeerden. 'What the world eats in a week'. Dat was een ontzettend fascinerende reportage. De kleurrijke overvloed van een Amerikaans gezin zag je weerspiegeld in de mensen zelf. Ergens verstopt tussen stapels kant en klaarproducten en XL-flessen frisdrank zag ik een stronkje broccoli. Ik betwijfelde of de mensen wisten hoe je dat klaar moet maken. Het stond in schril contrast met de karige voedselvoorraad van bepaalde gezinnen in armere landen en toch beschouw ik die mensen op een zekere wijze als rijker. De allerarmsten niet meegerekend uiteraard. Niemand zou moeten sterven door een tekort aan eten. Er zou echter ook niemand moeten sterven door verkeerd omgaan met eten. De voedingsindustrie in de westerse wereld is eigenlijk een soort maffia. Ze manipuleren erop los. Gelukkig kunnen wij zelf nog nadenken, hoewel veel mensen behoorlijk gehersenspoeld worden. 

Ik zie liever de mooie kleuren van verse groenten en fruit dan van al die opdringerige verpakkingen die je meer en meer in de supermarkten ziet. Dat vind ik een bijkomend voordeel van veel producten in biowinkels. De verpakkingen zijn vaak zo ingetogen en mooi. Ze vragen niet de aandacht van de consument door hun schreeuwende kleuren maar ze vallen op door hun creatieve ingetogen verpakkingen. Als je biologische thee koopt zijn de verpakkingen vaak kunstwerkjes op zich en er zit vaak een label met een mooie spirituele tekst aan je theezakje. Ik hou daar van. Je ziet dat er aandacht is besteed. 

Dat doe ik ook graag met het eten. Ik eet liever wat minder en iets goeds dan dat ik me volprop met allerlei rotzooi. Mijn lichaam is een tempel. De rijkdom in westerse landen leidt tot een bepaalde mate van armoe, dat is mijn stellige overtuiging. Wij verkeren echter in dusdanige rijkdom dat we kunnen kiezen. Daarom kies ik graag voor mezelf, door te kiezen voor goede voeding. En dat hoeft heus niet louter biologisch te zijn maar wel graag zoveel mogelijk zonder kunstmatige toevoegingen. Voorzichtig met suikers en koolhydraten. En ik stop met eten zodra ik merk dat ik genoeg heb. Voor mij geen after dinner dip. Liever een quinoakut dan een vuinisvat! 


dinsdag 16 september 2014

Van de hoed en de rand

Prinsjesdag 2014. Een prachtige Nederlandse traditie, waar ik, oranjegezind als ik ben, ieder jaar weer van smul. Met een kop Douwe Egberts koffie en een Albert Heijn stroopwafel zit ik voor de buis. Oh oh Den Haag, de Hofstad, uitgelaten en prachtig versierd. Blije landgenoten die langs de kant van de weg staan te wapperen met hun vlaggetjes. De ruiters en de paarden van de marechaussee, die keurig geborsteld en met verve hun taak uitvoeren. Ik hou helemaal niet zo van paarden maar op de derde dinsdag in september hou ik heel erg van paarden. Mijn persoonlijke hoogtepunt: de Gouden Koets. Ik hou helemaal niet van goud en ik weet ook dat het niet alles goud is dat er blinkt maar op die derde dinsdag in september hou ik heel erg van goud. Ik raak helemaal in vervoering van dat prachtige rijtuig dat herinnert aan de rijkdom in vroegere tijden. Daar zal binnenkort ook wel weer een discussie over komen maar daar hou ik me nu even niet mee bezig. In gedachten hoor ik het lied van Annie M. G. Schmidt, 'In een rijtuigie'. Ik wist niet dat nostalgie al op je 41e begon... Ik moet me in mijn enthousiasme bedwingen om niet terug te zwaaien naar het koningspaar. 

Het allermooiste moment vind ik echter als we Prinses Beatrix achter een raam naar haar zoon, de Koning, en naar haar schoondochter de Koningin zien zwaaien. Ik zie een olijke studente, ik zie een ondeugende oma, ik zie onze oude Koningin die jeugdiger oogt dan ooit, maar ik zie vooral een moeder, die straalt van trots. Een gouden moment. 

Bij het Wilhelmus, twee keer maar liefst, zet ik het volume wat harder, ga ik als vanzelf staan en krijg ik standaard een brok in m'n keel. Bij het binnengaan van de Ridderzaal stel ik vast dat de regering eindelijk weer eens zichtbaar is. In letterlijke zin dan. De hoedjes zijn dit jaar wat kleurloos, een beetje flets. Misschien wel tekenend. Terwijl ik mijn blik door die mooie Ridderzaal laat gaan, constateer ik dat lang niet alle dames een hoedje dragen. Wat is dit? Zetten we naast Zwarte Piet en onze principes nu ook al de hoedjes op Prinsjesdag bij het grof vuil? De dames die hiervoor hebben gekozen, geven zo toch een verkeerd signaal af? Wat een kut-ontwikkeling! Sinds de welbespraakte en altijd correcte Ferry Mingelen vorige week op televisie zei dat Frans Timmermans een kutbaan tegemoet kan zien in Brussel, hou ik me niet meer in. 

De inhoud van de Troonrede krijg ik altijd maar half mee, meestal afgeleid door alle pracht en praal. Bovendien wordt daarin vaak bevestigd dat het niet allemaal goud is dat er blinkt en daar wens ik me op deze dag graag verre van te houden. Laat mij maar even op m'n oranje wolk. Ik ben op deze dag meer van de traditie dan van het geld. Van de Miljoenennota snap ik geen jota. Nou ja, dat is bezijden de waarheid maar het interesseert me gewoon iets minder. 

Op de valreep hoor ik nog een interview met Halbe Zijlstra, onze staatssecretaris voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Op de vraag wat hij vond van het feit dat de Troonrede dit jaar veel internationaler was, antwoordt hij dat de Koning het mooi verwoord had. Mooi verwoord?? We weten toch allemaal dat onze Koning die rede alleen maar voorleest... Iets waar ik uiteraard best een mening over heb, maar het is niet kies om die op Prinsjesdag zelf te uiten. Let's not spoil the fun. 

De verslaggeefster vraagt vlak voor ik de televisie uitzet nog aan een minister of deze regering eigenlijk niet uitgeregeerd is. Uitgeregeerd... Dat werkwoord vind ik wat ongelukkig gekozen. Teveel eer, te weinig regeer. Uitgerangeerd, dat eerder. Vanwege mijn lichte allergie voor de parlementair journalisten die na afloop als een stel dolle stieren beginnen met hun beraadslagingen, doe ik de televisie altijd zo snel mogelijk weer uit. Ik lees het wel in de krant. Mijn Prinsesjesdagmoment van 2014 is het beeld van die zwaaiende prinses, die trotse moeder, onze fijne oud-Koningin. Zonder hoedje. Maar zij mocht dat. Voor haar neem ik mijn hoed diep af. 


En terwijl ik in de keuken de ketel vul met water, denk ik nog even terug aan het beeld van een elfjarige prins Willem Alexander die tijdens een persmoment naar de camera's roept: "Alle Nederlandse pers opgerot". Vrijheid van meningsuiting is een groot goed! 

donderdag 11 september 2014

Koffie met Kees

Vandaag kwam Kees op de koffie. Dat was bijzonder voor me. In Bayern zit bij elkaar op de koffie gaan niet echt in de cultuur. Het is een van de dingen die ik hier juist mis. Bijkletsen onder het genot van een bak koffie en een koekje. Gezellig. Ik probeer mijn buurvrouwen natuurlijk wel eens te verleiden met cappuccino's en stroopwafels maar die hebben liever dat ik cocktails serveer. 

Vanochtend serveerde ik dus gewone koffie met krakelingen. Voor Kees. Kees was de vriend van mijn broer. De laatste keer dat we elkaar zagen is 29 jaar geleden. Dat was op mijn broer z'n begrafenis. Mijn broer is verongelukt op z'n motor. Hij was bijna 20. Motorrijden was de passie die Bert en Kees deelden. En ik? Ik was het kleine, veel jongere zusje dat enorm opkeek tegen die twee. 

Ik heb vaak aan Kees gedacht en hij ongetwijfeld aan mij. Iedereen verwerkt verdriet op z'n eigen manier en vaak zoek je het liever niet op. Dat is eng. Doodeng. En ineens is het bijna dertig jaar later. De zomer voor Bert z'n dood maakten de twee samen met vrienden een motortocht door Europa. Ik denk dat dat een van de gelukkigste momenten in Bert's leven was. 

Kees is nu motoragent. Afgelopen week maakte Kees een motortocht door Europa. Alleen. Zijn vrouw kon niet mee omdat ze moest werken. Bert kon niet mee omdat hij dood is. Kees rijdt een BMW. Mijn man werkt voor BMW. Gelukkig heeft mijn man niets met motoren. Ik heb motoren bijna 30 jaar gemeden. Mist en motoren, mijn achilleshiel. Twee elementen die de niet te negeren associatie met Bert's dood bij me oproepen. Na wat contact via Facebook lag het voor de hand dat Kees langs zou komen. Bij ons. In München. Op de terugweg van zijn motortocht. 

Ik keek ernaar uit Kees weer te zien. Ik zag er tegenop Kees weer te zien. Een schim uit het verleden. Het was gezellig. Het voelde vertrouwd. We hoefden het niet perse te hebben over vroeger maar gingen het onderwerp niet krampachtig uit de weg. In drie uur tijd bespraken we bijna 30 levensjaren. Ik probeerde de 'wat als-gedachte' weg te drukken. Dat lukte best goed. 

Toen Kees weer wegging, stonden we voor ons huis nog wat te praten. Mijn hand lag ontspannen op de tank van zijn motor. De geur van het leer en de benzine bracht me terug naar vroeger. Dat was een fijne tijd. Het voelde goed. "Goh, wat lijk je toch op hem Trijneke, een gezicht jullie", zei Kees. De schim uit het verleden maakte plaats voor zon. Wat was ik trots! "Tot ziens in Nederland" zeiden we. Terwijl Kees wegreed op z'n motor glimlachte ik, een stuk lichter. Alles heeft z'n tijd. 




woensdag 3 september 2014

Stel je voor, er komt oorlog...

Stel je voor, er komt oorlog en niemand gaat er naar toe. Vroeger hing er bij ons thuis op het toilet een lilla affiche met deze tekst. Op de poster stond een klein meisje afgebeeld dat in haar blootje met een emmertje over het strand loopt. Zo'n poster zou tegenwoordig niet meer kunnen. 


Wat tegenwoordig wel kan, is dat er een hele generatie ouderen in de kou wordt gezet, dat er miljoenen aan premies en gouden handdrukken verdwijnen in de zakken van incapabele, harteloze hotemetoten. Dat het culturele erfgoed dat we hebben niet op waarde wordt geschat en ten gronde wordt gericht. Dat er ongemeen zwaar wordt gekort op kunst terwijl een transfersom van 80 miljoen voor een spugende voetballende snotaap door een voetbalclub zonder blikken of blozen wordt opgehoest. In een land dat het zwaarst werd getroffen door de crisis nota bene. Zal ik nog even doorgaan? Ik zou moeiteloos deze hele blog kunnen vullen met talloze misstanden die je op z'n minst doen fronsen.  

De afschuw en het ongeloof waren gisteren ongetwijfeld bij velen van ons op het gezicht te lezen, toen we op televisie zagen dat er weer een journalist werd ingezet als wapen in de strijd tussen IS en Amerika. Was dit wel echt? Ja, dat was echt, levensecht! Vanochtend stond ik op met het bericht dat er een bestand zou zijn tussen Rusland en Oekraïne. Hoopvol las ik erover. Was dat echt? Nee, zo bleek enkele uren later. Een geval van miscommunicatie. 

Miscommunicatie... ik denk dat dat de ziekte is waar de wereld momenteel aan ten onder gaat. Echt! Terwijl mensen elders in de wereld, maar veel minder ver van ons bed dan we zouden moeten willen, elkaar afmaken, hebben we echter gewoon nog de tijd en energie om ons druk te maken over onze veiligheid in de iCloud. Zijn de tieten van die actrice annex model, annex zangeres annex vriendinnetje van omhooggevallen tieneridool echt? Ja, warempel, want op de foto bij die premiere zie je ook twee moedervlekken in haar decolleté. Pffff....... Als jullie in de toekomst onverwachts een blootfoto van mij onder ogen krijgen, dan geniet je daar maar lekker van. 

Echt. Ik maak me druk over heel andere zaken. Onlangs zag ik een expositie over vrede in de wereld. ('the good cause: architecture of peace-divided cities') Aan een wand hing een grote wereldkaart met daarop in rood aangegeven welke brandhaarden er zijn (geweest) sinds de Tweede Wereldoorlog. Die kaart was erg rood. Te rood. Ik schrok ervan. In een confronterend overzicht zag ik in een oogopslag hoe droevig het gesteld is met de wereld. We hebben niets geleerd. Uiteraard voelt het voor een Nederlander nog altijd wat ongemakkelijk om in zo'n Duits museum te lezen over alle vredesmissies die Duitsland uitvoert, maar dat terzijde. 

Echt... ik hoop dat mensen hun verstand blijven gebruiken en zich inleven in plaats van zich uitleven. Dat menselijkheid, medemenselijkheid en compassie in de toekomst geen vreemde woorden worden. Dat de heersers met elkaar in gesprek komen, ineens het licht gaan zien en nader tot elkaar komen. 

Terug naar dat toilet. Naast de poster hing een bos droogbloemen. Dat was in een tijd dat idealen nog geen plaats gemaakt hadden voor geld. De tijd van het gebroken geweertje, dat wij, of onze ouders massaal naar het Malieveld in Den Haag gingen om te protesteren tegen de wapenwedloop. Tegenwoordig ziet de burgemeester van diezelfde stad zich genoodzaakt tot het instellen van een demonstratieverbod omdat de actievoerders nog explosiever lijken dan de bom waartegen dertig jaar geleden zo fel gedemonstreerd werd. 

De dromen en idealen van veel mensen zijn inmiddels net zo verdord als de bloemen op dat toilet. En de mensen met visie en hart voor de goede zaak zitten zelden aan de top. Gelukkig zijn er uitzonderingen en die geven hoop. Een goed hart en een goed hoofd zijn altijd een formidabele combinatie, zei Nelson Mandela. En dat klopt. Maar ook een zeldzame. Mensen die anders denken, en ook durven doen. Die hun nek uitsteken voor de goede zaak. Die aanschoppen tegen gevestigde ordes en hegemonieën. 

Wij kunnen daar allemaal op onze eigen wijze aan bijdragen. Daar hoef je niet zo ambitieus voor te zijn. Gewoon, door te beginnen bij jezelf. Wat is nou werkelijk van belang voor je? De consumptiemaatschappij heeft ons niet veel geluk gebracht. Voor even, misschien. En nu betalen we de prijs. Zijn ethische waarden niet veel belangrijker? Laten we onze idealen voor ogen houden. Dat kan heel breed zijn. Niet alleen vrede, liefde, vrijheid maar ook schoonheid. In de natuur, in boeken, muziek, kunst... Helaas leest Poetin mijn blog niet. Maar ook dan, ik vrees dat 'ie er weinig van op zou steken. Het kan geen kwaad even stil te staan en na te denken over wie en wat er nou werkelijk toe doet. Als we oog blijven houden voor de dingen die het leven zo waardevol maken, de dingen en de mensen, is ons leven veel mooier. En als we daarnaast iedere dag iets goed doen voor een ander, is dat geen druppel op de gloeiende plaat maar een mooi begin. Er is oorlog. En we gaan er niet naartoe. 




vrijdag 29 augustus 2014

Pleidooi voor een kat

Enkele weken geleden zaten we op een herfstachtige avond thuis een film te kijken.  De zomer in München kan dit jaar zeker wisselvallig genoemd worden dus het was geoorloofd. Met wollen sokken aan en de vingers om een mok hete thee sprak mijn man de woorden: 'Nu mis ik de katten'. Buiten regende het katten, en honden trouwens ook maar ik merkte dat ik deze opmerking op moest slaan. Mijn man is niet het type dat snel wensen uitspreekt en als hij dat al doet, verpakt hij die in boodschappen als deze. Toen we 16 jaar geleden gingen samenwonen hadden we twee katten genomen als kroon op de huiselijkheid samen. Tejs is dit voorjaar overleden, twee jaar na zijn broer Mats, die we hebben moeten laten inslapen omdat 'ie diabetes kreeg. 

Drie weken geleden zaten we in Friesland aan de keukentafel. We hadden net zomervakantie en daarom waren we twee weken lekker 'Thuis' in Nederland. Ik was lyrisch aan het vertellen over een boek van Hermann Hesse dat ik net had herlezen. Terwijl mijn man een tweede fles rode wijn opende, vertelde ik hem over vriendschap, liefde en levenskeuzes. Ineens zei mijn man: "Ik wil weer katten Trijn. Wij zijn kattenmensen en zonder een kat voel ik me geamputeerd. Pelle (onze Golden Retriever) is een schat maar een hond is niet hetzelfde". Goed, zijn midlife werd bij deze daadwerkelijk bevestigd. De afgelopen weken had 'ie het continu over cabrio's en nu wilde hij gaan voor een tweede leg. Gelukkig wel bij mij. En op vier poten... Ik stemde in. Er zouden dus nieuwe katten komen. En zo geschiedde. 

De volgende ochtend reden we naar een dierenasiel in Drenthe. We hadden in de krant gelezen dat ze daar een overschot aan kittens hadden en we vonden dat we minstens twee van deze kittens moesten redden. "Wel weer broertjes", zei ik. "Geen zwarte kat, dat doet me teveel denken aan Mats", zei mijn man. Terwijl ik in een ruimte met 16 hoopvolle snotterende kittens een speels eigenwijs rood katje aaide, was er een piepklein zwart katje, met ogen als knikkers, dat zich aan mijn man z'n voeten neervlijde. Vertederd keken we hoe het beestje met zijn hoofd op z'n schoen in slaap sukkelde. "Deze kat laat zich niet door ons kiezen maar heeft ons uitgekozen, die gaat het dus sowieso worden, daar kunnen we niet omheen, assertiviteit dient beloond". Ik vond dat ook. En met een rode kat en het zwarte kleine poesje, zo bleek na controle van de gegevens, vertrokken we terug naar huis. 

Inmiddels zijn de katten ruim een week bij ons in Duitsland en lijken ze zich al aardig thuis te voelen. Kjell, de rode kater en onze hond blijken een vriendschap voor het leven te hebben gesloten. Als Pelle op z'n kussen ligt te slapen, kruipt de rode kat er behoedzaam bij. Als de hond ontwaakt, begint 'ie met z'n staart te kwispelen en krijgt de kat een lik of meer. In ruil daarvoor geeft Kjell hem kopjes. Nor, het kleine zwarte dametje heeft Pelle na een week eveneens geaccepteerd. Het in zijn richting blazen met een dikke staart heeft plaatsgemaakt voor voorzichtige toenaderingspogingen. "Je bent oké, je mag blijven", zo lijkt ze te willen zeggen. Hoewel Pelle er natuurlijk het eerst was en al bijna vier jaar bij ons woont. Maar bij katten werkt dat anders. Zij maken de dienst uit. En wij betalen de rekeningen. Maar met liefde. We hebben in de drie weken dat de katten bij ons zijn al zoveel onbetaalbare momenten meegemaakt. Inmiddels zijn ze bijna hersteld van alle malheur die ze hadden meegebracht uit het asiel. De twee poezenkleuters trekken als ware ontdekkingsreizigers het hele huis door. En als ze even niets te ontdekken hebben, spelen ze samen, onvermoeibaar naar het schijnt om dan ineens met hun lekkere lijfjes op je schoot of in je hals in slaap te vallen.



Nor, de zwarte poes, heeft de gewoonte om vooral de hoogte te zoeken. Als je aan het aanrecht staat, zit ze in een mum van tijd op je rug. Ze begrijpt het niet als je haar omstandig probeert uit te leggen dat zo'n shirt meer dan honderd euro gekost heeft en eigenlijk doet het er ook niet toe. Nor kan alles maken, ze is de vertedering in eigen poezepersoon. Vrienden van ons waar we laatst, inclusief poezen, op bezoek waren, meenden wat Noorse Boskat in haar te zien. Geen rare gedachte. Ze heeft kleine pluimpjes aan haar oren en klimt werkelijk in alles. Haar naam Nor blijkt in die zin goed gekozen. Ze zit bij voorkeur als een papegaai op mijn man z'n schouder, terwijl hij in de keuken groenten staat te snijden of koffie maakt. En Kjell, haar grote 'broer' is altijd in haar buurt. Tenminste.... Terwijl ik gisteren aan het koken was en het keukenkastje opende om een deksel te pakken, stak 'ie ineens z'n mooie rode kop uit een Le Creuset pan. Hij leek te weten dat het een braadpan was, haast om eruit te komen had 'ie niet.

Naast andere keukenskills zoals het inspecteren van de bio-emmer en het kaalplukken van de basilikumplant heeft onze rode rakker de nodige affiniteit met computers aan de dag gelegd. Hij maakt selfies op de iPad, door ons inmiddels aaiCat genoemd, en gisteren deed hij ons huis op z'n grondvesten trillen, door in de studeerkamer ineens muziek op de Mac aan te zetten. Hij schrok er zelf ook van. Dat je een zwarte poes op een donkerblauwe bank of zwarte bureaustoel slecht ziet, heb ik inmiddels eveneens ontdekt: ik ben al drie keer op Nor gaan zitten. De laatste keer beleefde ik enkele angstige momenten, omdat ik werkelijk dacht dat ze niet meer ademde. Tot die grote knikkerogen zich weer openden en ik haar van blijdschap en liefde bijna alsnog fijn drukte. Ze kunnen wat hebben, gelukkig. Het is trouwens wel oppassen geblazen nu we een kat en een poes onder één dak hebben. Maar op tijd met de poezepil beginnen want anders vrees ik het ergste, hoewel we al drie aanvragen hebben voor nakomelingen. Beter van niet, we hebben er bovendien voor moeten tekenen in het asiel. Kjell is zeker een echte kater, zo hebben we al kunnen zien. Ach, ze zijn ontzettend vertederend. Hoewel... Terwijl ik de wastafel in de badkamer sta af te nemen, zie ik in de andere wastafel Kjell door z'n kattehurken gaan boven de afvoer... Er schijnen mannen te zijn die na thuiskomst uit de kroeg de wasbak inderdaad voor het toilet aanzien, zo lees ik wel eens in boeken, maar dit is toch echt niet de bedoeling. De kraan redt me. Een natte kat kijkt me niet begrijpend aan. 



En toch... Katten maken je leven leuker. Als je er niet allergisch voor bent natuurlijk. Uiteraard vereist het wel de nodige opvoedingsinspanningen, als je tenminste leuke katten wilt, maar ze hoeven niet op zwemles en vragen niet op hun 10e al om een mobiel. Het reduceert stress en laat je relativeren. Als ik zie hoe die beestjes zich over het kleinste kunnen verwonderen, kan ik niets dan glimlachen en verdwijnt alle gedoe in de wereld, het gedoe in m'n eigen wereld, even naar de achtergrond. Ze kunnen ons zoveel leren, bijvoorbeeld dat je moet genieten. Ze geven zoveel liefde, warmte en gezelligheid en ontvangen bovendien graag, op ieder moment van de dag. Niets is fijner dan na een lange werkdag op de bank je kat uitgebreid te aaien en te knuffelen. Een van de beste mindfulnesselementen die je aan je leven kunt toevoegen dus. Albert Schweitzer zei ooit: er bestaan maar twee manieren om te ontsnappen uit de triestheid van het bestaan: muziek en poezen. Ik vind daarbij dat ze perfect in ons huis passen, qua kleur enzo. Ieder interieur knapt op van een poes. En het is bovendien het meest literaire dier dat er bestaat. Een must dus voor deze wil-zo-graag-schrijfster. Nee, het was zondermeer een goede beslissing, daar op die late maandagavond aan de keukentafel in Friesland. Met een kat of poes wordt je huis een thuis. 

Terwijl ik deze bog zit te schrijven, komt het Pellebeest de kamer ingelopen en legt z'n kop op mijn been. Alsof 'ie aanvoelt dat ik hier een promotiestuk voor poezen zit te schrijven. Tja, dat hebben honden dan weer, tenminste onze Golden, de allerliefste en uiteraard best opgevoede hond die er bestaat. Sensitief en een radar voor alles: pijntjes, dipjes, gevaar...  En voor concurrentie dus, naar nu weer blijkt. Tijd voor een flinke boswandeling, qualitytime tussen een hond en baas.