woensdag 4 december 2013

Wie schrijft, die blijft

Naast mijn zorg om de bomenkap, Indianenstammen die moeten wijken voor de bouw van een immense waterkrachtcentrale als prestigeobject, het vee dat uit de weilanden verdwijnt, en de goede smaak die bij vele medeburgers niet meer aanwezig lijkt, gezien de toenemende kijkcijfers voor banaal kuddediervermaak bij de commerciële omroepen op tv maar ook het als paddestoelen uit de grond rijzende aantal fastfood-restaurants, leeft er bij mij nog de zorg om iets heel anders. Ik zei al, iets heel anders. Ik maak me namelijk zorgen over het verdwijnen van de pen en het handschrift ! In een wereld die meer en meer beheerst wordt door computers, tablets en smartphones, hebben we veel minder vaak een pen nodig en lijkt het belang van een goed handschrift al helemaal inferieur. 

Boodschappenbriefjes worden gemaakt op de iPhone, kattebelletjes zijn vervangen door Whatsapp-berichten en in plaats van een dagboek houden mensen tegenwoordig een blog bij. Je vraagt je af wanneer de pen in het museum verdwijnt. Goed, ik geef het toe, ik schrijf ook een blog maar behoor eveneens tot het uitstervend ras van de pengebruikers. Als echt overtuigd pengebruiker schrijf je natuurlijk met een vulpen. Een vulpen is mijns inziens de ultieme pen om mee te schrijven, al heb ik daar niet altijd zo over gedacht. Ik ben linkshandig. Als kind heb ik talloze vulpennen uitgeprobeerd, maar altijd veegde ik met mijn vingers over de nog natte inkt wat telkens weer resulteerde in een enorme smeerboel. Ik was dus gedwongen met balpennen te schrijven en dat leverde geen mooi handschrift op. Ik haalde op de lagere school dan ook lage cijfers voor schrijven. Verder dan een 6,5 kwam ik meestal niet. 

Op de middelbare school had ik van die fijnschrijvers ontdekt, die hun naam echt eer aandeden. Ze schreven fijn. Na een paar weken waren ze vaak aan een zijde van de punt zo afgesleten, dat je een heel mooie dikke scheve punt kreeg. Mijn handschrift verbeterde zienderogen. Daar kwam bij, dat ik geïnspireerd raakte door handschriften van anderen, vaak waren dat leraren maar later ook klasgenoten en andere mensen die ik in m'n leven ontmoet heb. Ik kan zo moeiteloos een top 10 ophoesten van de mensen die ik ken of gekend heb, met de mooiste handschriften. In VWO 5 oefenden we bij Nederlands hard in het schrijven van samenvattingen en in dat jaar was het, dat m'n leraar opmerkte dat ik zo'n mooi, eigen handschrift had. Ik glom de rest van dat schooljaar van trots. 

De plek waar ik echt heb leren schrijven was op de PABO. Wij hadden een zeer gedreven leraar. Nooit zal ik vergeten hoe hij voor het bord stond, om ons het methodisch schoolschrift te leren. Hij maakte de lussen niet alleen met zijn krijtje maar zijn hele lichaam deed mee, alles verliep synchroon, daar voor dat zwarte bord. Het schrijven was bijna een tak van sport als je hem weer vanuit zijn knieën zag strekken om een h te schrijven. Veel klasgenoten kregen er de slappe lach van. Ik kon er echter totaal gefascineerd naar kijken. Het boek 'schrijven als oefenvak' van van Engen was dodelijk saai vergeleken bij de schrijflessen van onze docent Anne de Vries. 

Voor het schrijfexamen dat we moesten doen, werd verlangd dat je naast het klassieke schoolschrift ook een stuk in je eigen handschrift moest schrijven, alles zowel op het bord als op papier. Dat schrijven van je 'eigen' handschrift was wat geflatteerd, want ook daar waren bepaalde regels aan verbonden. Bepaalde letters moest je namelijk los van elkaar schrijven en andere, binnen hetzelfde woord, moesten verbonden. Het heeft even geduurd voor ik me dat eigen heb gemaakt maar ik vind het inderdaad mooi. Mijn methodisch bordschrift is nooit van excellente kwaliteit geworden maar goed, ik heb het toch niet lang nodig gehad. Het examen doorstond ik glansrijk en later heb ik de nodige leerlingen ook goed leren schrijven, met de schoolvulpennen die tegenwoordig van zeer aanvaardbare kwaliteit zijn. Ik betwijfel hoeveel er door deze groep nog geschreven wordt. 

Maar ik schrijf nog steeds. Al is het te weinig. Ik zou eigenlijk een briefwisseling met iemand willen starten. Note to self: zoek een correspondentievriend of vriendin. Wel schrijf ik nog altijd alles wat ik schrijf met een vulpen. Zelfs als ik poststukken moet ondertekenen, zoek ik eerst m'n vulpen, die overigens nooit ver weg is. Ik ben dol op mooie vulpennen en heb er een aantal. Mijn favoriet is een Waterman. Die schrijft heerlijk, heeft een iets dikkere penpunt en het schrijven kun je vergelijken met het eten van heel romige yoghurt. Ook schrijf ik altijd met blauwe inkt. Blauw is mijn lievelingskleur. 

Al mijn pennen heb ik gekocht bij meneer Pen, zoals wij de eigenaar van de Vulpenwereld in Groningen noemen. Meneer Pen is een personage uit Pluk van de Petteflet, het boek van Annie M.G. Schmidt. Hij is in het verhaal de bijzonder sympathieke eigenaar van een kantoorboekhandel. De Vulpenwereld is een heel klein pennenwinkeltje, bijna onder de Martinitoren. Toen ik in Groningen ging studeren, kocht ik er m'n eerste vulpen, een Lamy. Zoals een kind bij een ijssalon verlekkerd naar alle verschillende smaken kijkt, zo probeerde ik bij hem altijd kwijlend allerlei pennen uit. Velletjes volschrijvend met het oh zo originele woord 'hallo'. 

Afgelopen week waren we even terug in Groningen. We gingen bij de V&D de hoek om en liepen langs de winkel van meneer Pen. Ik had gedacht dat die winkel allang weg zou zijn. Ik had me überhaupt al vaak afgevraagd hoe je van de verkoop van pennen kunt leven. Vlug keek ik over m'n schouder naar binnen en daar stond ie, meneer Pen, in levende lijve en geen spat veranderd met z'n snor en gestreepte overhemd. Enthousiast keerden we om en stapten bij hem naar binnen. Na een uur lang pennen proberen was de keus gevallen op een prachtexemplaar van Sheaffer. Sinterklaas vond het goed passen bij mijn nieuw ingeslagen weg als schrijfster van 'stukjes'. We vertelden meneer Pen dat we tegenwoordig in München wonen. "Dat verklaart het", zei meneer Pen, "ik had jullie namelijk al gemist". "Ach", zei ik, "wie schrijft, die blijft hè . "Ja" lachte de anders altijd ingetogen meneer Pen, "wie schrijft, die blijft".... 

dinsdag 3 december 2013

Sinterklaas, wie kent hem niet ?

In sommige dingen wil ik gewoon geloven. In mezelf, in een betere wereld, in de goedheid van de mens en in Sinterklaas. Ik denk dat bepaalde tradities gelukkig maken, gewoon omdat ze er altijd zijn en met je meegroeien. Het is iets dat ons verbindt. En zelden heb je zo'n mooi drie-in-een feest. Er moeten immers cadeautjes gekocht, gedichten geschreven, je verdiept je in de ander en geniet van en met elkaar. En nadien heb je de cadeautjes, de gedichten en de mooie herinnering. 

Nog altijd ben ik op de dag dat Sint met z'n stoomboot uit Spanje komt even opgewonden als de kinderen aan de kade. Met dat kind in mij zit het dus wel goed. Ik heb altijd van de Sint gehouden en voor de Pieten, zo zwart als roet, had ik bijzonder veel respect. Zo durfde ik de gehele periode dat de Sint met z'n Pieten in het land was, 's nachts niet naar het toilet te gaan. Stel je voor dat ik Zwarte Piet op de overloop tegenkwam ! De enige keer dat ik als kind in m'n bed hebt geplast, was dan ook in sinterklaastijd. Als de novemberwind om het huis gierde, maakte ik me zorgen of het allemaal wel veilig was voor de Sint en z'n pieten, daar hoog op de daken. En dan het paard ! De pakjes waren op zulke momenten niet eens m'n hoogste prioriteit.


De wijze waarop ik uit de droom werd geholpen en de waarheid over Sinterklaas ontdekte, is achteraf wel lachwekkend maar op het moment zelf verre van dat. Het was een donderdag, 4 december en de dag erop zouden we Sinterklaas vieren op school en thuis Pakjesavond. Ik was zeven jaar. Vlak voor het slapengaan zat ik nog wat te rommelen in m'n kledingkast en voor het eerst in m'n leven ontdekte ik een geheime ruimte in de kast. Die geheime ruimte werd gewoon gevormd door de twee bovenste planken maar aangezien ikzelf maar twee planken hoog was, en nog nooit omhoog had gekeken, had ik dit nooit ontdekt. Nieuwsgierig klauterde ik bij de planken omhoog. Boven de bovenste plank zat een ruimte van wel een meter hoog, die zorgvuldig was dichtgemaakt. Er stak echter iets roods uit... De kleine Trijn besloot op nader onderzoek uit te gaan en ontdekte een verborgen schat, vol met pakjes in de mooiste kleuren. Nadat ik acht pakjes met boeken W. G. van de Hulst had geopend, zeven Barbies, drie keer de A van Abeltje en zes dezelfde voetballen bedacht ik dat dit wellicht niet allemaal voor mij was. Ik besloot m'n moeder te vragen hoe het zat...

Nooit zal ik de geschokte blik op haar gezicht vergeten. Dit waren de pakjes voor de kinderen in haar klas, klas 2 van de lagere school waar ze als juf werkte en waarmee ze de volgende ochtend Sinterklaas zou vieren. Terwijl ik in shock was vanwege het feit dat ik misschien al nachten lang totaal onwetend met zoveel cadeautjes in dezelfde ruimte had geslapen, wist zij niet hoe snel ze al die cadeautjes weer ingepakt kreeg. Ik had deze uiteraard niet bepaald netjes uitgepakt... Terwijl zij druk bezig was, kwamen bij mij de vragen en kreeg ik de antwoorden die ik eigenlijk niet wilde. De pakjes die ik zo graag had gewild, waren niet voor mij. Ik voelde me bedrogen en verraden. Wat waren de grote mensen rotzakken ! 


Het heeft even geduurd tot ik weer enig enthousiasme voor het Sinterklaasfeest kon opbrengen. Het eerste jaar dat we op school lootjes trokken, twee jaar later,  in klas 3, weigerde ik ook maar een cent uit te geven aan dat stomme feest. Met als triest resultaat dat Klaas, een jongen in mijn klas in plaats van Playmobil of potloden een door mij zelfgemaakte, maar niet als zodanig te herkennen crossbaan kreeg. Toen ik z'n teleurstelling zag, was ik maar wat blij dat die lootjes anoniem waren getrokken... Ik zette alles in het werk om een zo neutraal mogelijk gezicht op te zetten, maar stilletjes had ik graag in de zak naar Spanje willen verdwijnen. Hoogste tijd om weer leuk mee te gaan doen, dat was de wijze les die ik dat jaar leerde. 

Inmiddels vier ik het Sinterklaasfeest weer volop en met een ongebreideld enthousiasme. Terwijl ik deze blog schrijf, ligt de tafel bezaaid met pakjes, rollen pakpapier in allerlei kleuren en vellen met gedichten. Tussendoor eet ik me misselijk in de schaal met pepernoten en op de achtergrond zingt Edwin Rutte dat 'ie toch zeker Sinterklaas niet is. Nee, hij is Sinterklaas niet. Sinterklaas is Sinterklaas, daar geloof ik goedheilig in ! 


Thuis

Twee jaar woon ik nu in München. Vier dagen was ik weer even 'thuis' in Nederland. Officieel wonen we nu hier in het uiterste zuiden van Duitsland. Ons eigen huis in Friesland hebben we echter nog. Het huis dat we op de dag van de verhuizing leeg achterlieten. Terwijl de verhuiswagen wegreed, wilde ik de buurvrouw een kop koffie aanbieden, maar er was niets meer. Geen stoel. Geen servies. Geen koffie. De koffie dronken we dus aan de overkant. Bij haar. Later besloten we het huis toch aan te houden. En voorzichtig vulden we het weer. Onze oude bank, een tafel, een stoel, een theepot, een koffiemachine en wat boeken.

Hier in München voel ik me thuis. Ik voel me er prettig. De stad, 'das Umland' met z'n bergen en meren. Het huis waar we wonen is groot genoeg en van alle gemakken voorzien. Alle spullen die me dierbaar zijn. De cd's, m'n boeken, onze mooie meubels en designspullen, computers en andere luxe. We hebben fijne buren, collega's en wat bekenden. 

Het contact met vrienden en familie in Nederland is goed, met dank aan email en de 'social media'. Een beller ben ik niet. De enige twee mensen met wie ik vrijwillig telefoneer zijn m'n moeder en m'n man. Met de eerste telefoneer ik dan wel meteen twee uur per week, aan een stuk, tot m'n oor er zo van gloeit, dat 'ie rood ziet. Maar het allerbelangrijkste, en de reden dat ik me thuis voel: we zijn hier samen.

En toch... iedere keer als we weer even in ons huis in Friesland zijn, ben ik echt thuis. Thuis met een hoofdletter T zal ik maar zeggen. Maar wat is dat dan ? Wat is dat toch ? Dat grote lege huis, met een bank, een tafel en een stoel. Dat huis is Thuis. In dat huis, hoe leeg ook, zit onze ziel. We hebben het zelf laten bouwen, ons eerste huis. En in dat lege huis, ons lege huis, wonen vele herinneringen. Vele mooie herinneringen, onze mooie herinneringen. Dat huis past me als een warme jas.

Daarnaast heb ik eigenlijk niet veel nodig. Een theepot, wat boeken, een bed en een haard. En natuurlijk m'n lief. Hoewel...natuurlijk ? Zo natuurlijk is dat niet, in de betekenis van vanzelfsprekend. Maar het voelt wel natuurlijk. Vanzelfsprekend mag het echter nooit worden. Met die paar spullen in dat veel te grote huis, en met m'n lief, waan ik me telkens weer de rijkste vrouw op deze aarde.

Dat gevoel van thuiskomen wordt omlijst door een aantal andere zaken. Fijne buren bijvoorbeeld. Na onze grote verhuizing ben ik gaan beseffen dat een verre buur soms belangrijker kan zijn dan een goede vriend. Die buren zorgen er mede voor dat we thuiskomen. En de plekken waar we komen, de winkels. De bakker die weet welk brood we graag eten, de slager die de mooiste biefstukjes voor ons afsnijdt, en er met een glimlach aan toevoegt, dat ze daar in Duitsland nog een puntje aan kunnen zuigen. Onze Albert Heijn, waar we niet binnen het uur de kassa kunnen bereiken, omdat we telkens staande worden gehouden door mensen die belangstellend vragen hoe het ons vergaat daar in Bayern.

En iedere keer komt het weer te vroeg, te snel, de reis terug richting het zuiden. Acht uur rijden. Je stelt je erop in. Maar het is ver. Met iedere keer weer het hart vol van alles, de auto volgepakt met vanalles. Kaas, koek, hagelslag. Terwijl we  de nummerborden van kleur zien veranderen en ons platte land overgaat in de heuvels van ons huidig bestaan, veranderen ook wij. Twee kameleons, die zich telkens weer verwonderen over hoe fijn het ook elders kan zijn.