donderdag 11 september 2014

Koffie met Kees

Vandaag kwam Kees op de koffie. Dat was bijzonder voor me. In Bayern zit bij elkaar op de koffie gaan niet echt in de cultuur. Het is een van de dingen die ik hier juist mis. Bijkletsen onder het genot van een bak koffie en een koekje. Gezellig. Ik probeer mijn buurvrouwen natuurlijk wel eens te verleiden met cappuccino's en stroopwafels maar die hebben liever dat ik cocktails serveer. 

Vanochtend serveerde ik dus gewone koffie met krakelingen. Voor Kees. Kees was de vriend van mijn broer. De laatste keer dat we elkaar zagen is 29 jaar geleden. Dat was op mijn broer z'n begrafenis. Mijn broer is verongelukt op z'n motor. Hij was bijna 20. Motorrijden was de passie die Bert en Kees deelden. En ik? Ik was het kleine, veel jongere zusje dat enorm opkeek tegen die twee. 

Ik heb vaak aan Kees gedacht en hij ongetwijfeld aan mij. Iedereen verwerkt verdriet op z'n eigen manier en vaak zoek je het liever niet op. Dat is eng. Doodeng. En ineens is het bijna dertig jaar later. De zomer voor Bert z'n dood maakten de twee samen met vrienden een motortocht door Europa. Ik denk dat dat een van de gelukkigste momenten in Bert's leven was. 

Kees is nu motoragent. Afgelopen week maakte Kees een motortocht door Europa. Alleen. Zijn vrouw kon niet mee omdat ze moest werken. Bert kon niet mee omdat hij dood is. Kees rijdt een BMW. Mijn man werkt voor BMW. Gelukkig heeft mijn man niets met motoren. Ik heb motoren bijna 30 jaar gemeden. Mist en motoren, mijn achilleshiel. Twee elementen die de niet te negeren associatie met Bert's dood bij me oproepen. Na wat contact via Facebook lag het voor de hand dat Kees langs zou komen. Bij ons. In München. Op de terugweg van zijn motortocht. 

Ik keek ernaar uit Kees weer te zien. Ik zag er tegenop Kees weer te zien. Een schim uit het verleden. Het was gezellig. Het voelde vertrouwd. We hoefden het niet perse te hebben over vroeger maar gingen het onderwerp niet krampachtig uit de weg. In drie uur tijd bespraken we bijna 30 levensjaren. Ik probeerde de 'wat als-gedachte' weg te drukken. Dat lukte best goed. 

Toen Kees weer wegging, stonden we voor ons huis nog wat te praten. Mijn hand lag ontspannen op de tank van zijn motor. De geur van het leer en de benzine bracht me terug naar vroeger. Dat was een fijne tijd. Het voelde goed. "Goh, wat lijk je toch op hem Trijneke, een gezicht jullie", zei Kees. De schim uit het verleden maakte plaats voor zon. Wat was ik trots! "Tot ziens in Nederland" zeiden we. Terwijl Kees wegreed op z'n motor glimlachte ik, een stuk lichter. Alles heeft z'n tijd. 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten